De Mogelijkheid van een Eiland

Het is nu ook in Nederland zo ver. In openbare ruimtes loopt nu vrijwel iedereen met mondkapjes. Over straat, in de winkel, ik kan er niet meer om heen. Overal doemen ze op, de mondkapjes.

Ik was er al een paar keer eerder in het buitenland mee geconfronteerd en nu dan, uiteindelijk, ook in Nederland.

Ik mis het contact met de mensen. Ik heb het gezicht nodig. Alleen de ogen zijn niet genoeg, niet genoeg als de tijd zeer kort is. Niet genoeg om een confronterend aankijken te verzachten met een glimlach. Ik kan de gezichten niet meer lezen als iedereen zo’n idiote onderbroek voor zijn mond heeft. Mensen kijken elkaar niet meer aan. We lopen als zelfstandige eenheden door de wereld.

Gelukkig, is het hier nog niet bij wet verplicht, ik kan dus nog even zonder, nog even zonder hoewel ik bijna de enige ben maar zo lang ik mag zal ik. Gelukkig lopen de kleine kinderen zonder masker. Voor hen is het een nieuwe, gewone realiteit. Nu kan ik in de supermarkt nog een beetje met ze spelen. Zo lang het duurt. Ze kunnen nu nog mijn glimlach zien als ik ze voor de gek houdt.

Ik denk verder. Ik vind dit niet mooi, ik weet, niemand vindt dit mooi. Is er een alternatief?

Is er een naam voor mensen die zich distantiƫren. Eilandbewoners. Kunnen we naar een eiland toe? Durf je naar een eiland toe?

Enkele maanden gelezen las ik het boek ‘De Mogelijkheid van een Eiland‘ van Houellebecq – zwaar maar realistisch, een levende filosoof. Houellebecq beschrijft daarin de wereld over 2000 jaar, 50 generaties verder. Werkelijk contact is er niet meer behalve via eentjes en nullen. In het verhaal wordt er gesproken over een gerucht, een afgelegen plek waar mensen samen leven. De hoofdpersoon gaat op zoek, uiteindelijk.

Mag ik dan een eiland? Ik kan hierover fantaseren maar weet dat het geen mogelijkheid is.

Dan ga ik naar Naxos. Nexus.

NS
En zomaar, vanuit Naxos ontstaat Nexus. Ik zoek verder. Latijns voor verbinding. Ik kan zo vrolijk worden als ik schrijf, op mijn eiland, in de tijd.